|
||||||||
Wie deze Canadese vrouw al even volgt, weet dat Orit Shimoni, vroeger een beetje bekend als “Little Birdie”, geen alledaagse vrouw is: ze leeft altijd onderweg en blijft eventjes waar mensen haar een bed aanbieden. In haar thuisland reist ze -per trein, dat spreekt oor zich- het hele land door om mensen te ontmoeten en inspiratie op te doen en om haar liedjes voor de mensen te zingen. Zo iemand noemen we “een troubadour” en dat is naar mijn gevoel de beste omschrijving voor een zangeres, die ik in de loop der jaren heel erg ben gaan volgen en appreciëren. Dat kan makkelijk, al was het maar omdat Orit ook geregeld naar Duitsland en naar de Lage Landen overkomt om er te concerteren en het is tijdens zo’n tournee vorig jaar, dat ze in Deventer bij Martin van de Vrugt terecht kwam, een mens van dezelfde soort als Orit, die haar bed, bad en brood aanbood én die een thuisstudio heeft, waarin Orit en hij drie dagen lang aan de slag gingen et een dozijn liedjes, dat Orit klaar had. Dat liep allemaal een pak minder vlot dan verhoopt: aan het eind van dag één kwamen beide muzikanten, onafhankelijk van elkaar tot de conclusie dat wat ze opgenomen hadden eigenlijk nergens naar leek: de gitaren leken wel tegen elkaar op te boksen en Orit speelde met het idee het hele plan op te doeken. Dat ze ziek en oververmoeid was van het vele reizen en spelen, zal daarbij allicht meegespeeld hebben, maar, zoals zo vaak, bracht een nachtje goed slapen heel andere inzichten: bij de koffie de volgende ochtend spraken de twee af dat ze elkaar meer ruimte zouden laten en dat ze niet mordicus elk gaatje zouden dichtfietsen. Die aanpak werkte wel en tegen het eind van die opnamedag hadden beiden het gevoel dat ze “hun” toon gevonden hadden: ze speelden nu echt “samen” en daar kwam een soort energie uit voort, die zodanig positief was voor de creativiteit, dat de ene na de andere song als vanzelf in zijn passende plooi bleek te vallen. Een paar liedjes werden geschrapt, Orit schreef er ’s avonds voor het slapengaan nog een paar (“Smarter than Me” en “Where to Begin”) nieuwe en op dag drie vielen alle puzzelstukjes samen. Die puzzelstukjes, dat zijn in dit geval dertien songs, die samen afklokken op een ietsje meer dan een uur, waarin Orit uitzingt hoe het is om voltijds rondreizende zangeres te zijn. Dat zijn vaak momenten van grote eenzaamheid, van existentiële twijfel en van allerlei twijfels en dips, maar net zo goed word je ergens bijzonder welkom geheten, heb je goeie gesprekken, krijg je lekker eten en gooien mensen zelfs hun hart voor jou open. Dat allemaal te kunnen opmerken en in songs vertalen, dat is precies wat van Orit Shimoni zo’n bijzondere artieste maakt. Haar heerlijke, soulvolle stem kennen we al lang, maar de evolutie, die ze heeft doorgemaakt als observator en tekstschrijfster, die vind ik toch wel behoorlijk indrukwekkend. De liedjes van Orit lijken simpel, tot je probeert ze mee te zingen…: je komt namelijk niet in de buurt als het op “beleving” aankomt en dus is dit een heuse luisterplaat geworden. Behoorlijk kaal opgenomen, maar door Martin wel van net voldoende fiorituurtjes voorzien om de monotonie geen kans te geven. In “Jerusalem”, bij voorbeeld klinkt de stem breekbaar en krachtig tegelijk en spreekt de zangeres uit wat nauwelijks door woorden te beschrijven is, dat gevoel van terug naar de lang vervlogen jeugd te willen, waarbij je terugkijkt op het leven dat je tot nu toe geleid hebt en dat niet helemaal gebracht heeft wat je ervan verwacht had. Of neem “Song for Townes”: hoeveel liedjes ook al aan hem opgedragen zijn, niemand -en ik herhaal NIEMAND- kwam ooit zo dicht bij het niveau van de onaards straffe songschrijver, die Townes was als deze vrouw. Waarbij ik gemakshalve even David Olney over het hoofd zie, maar dit terzijde. Nee, wat ik wil zeggen is, dat Orit het vermogen bezit om, zoals Townes dat kon, beelden naast elkaar te zetten, die op het eerste gezicht lijken te vloeken, maar die na enige tijd zodanig complementair blijken te zijn, dat ze het perfecte plaatje vormen. Beide muzikanten spelen niet alleen gewone gitaar, maar ook banjo, accordeon, pedal- en lapsteel worden uit de kist gehaald en kleuren bij voorbeeld “It Took a Long Time” tot het prachtige post-liefdesliedje dat het geworden is. Of mijn persoonlijke favoriet, het afsluitende “Truth is a hard line”, waarin de schitterende tekst vernuftig onderlijnd wordt door de tweede stem en de jankende gitaarklank van Martin…zeven minuten kippenvel, die mij telkens weer doen denken aan wat Crazy Horse en Danny Whitten destijds bij veroorzaakten met hun “I don’t wanna talk about it”. Ik hoop dat u stilaan vat waar ik heen wil: Orit Shimoni heeft, nog maar eens, een prachtplaat gemaakt en het wordt hoogtijd dat ook U deze vrouw en haar liedjes ontdekt. Dat kan binnenkort, want dan leidt haar “never ending tour” haar weer onze richting uit. Vanaf eind maart vooral in Duitsland, maar begin mei ook in Nederland en voorwaar ook België te zien. En niet te missen, al is deze plaat een prima vervangmiddel om de maanden die ons daar nog van scheiden, te overbruggen. (Dani Heyvaert)
|
||||||||
|
||||||||